(resideerde, heeft geresideerd),
1. zijn woonplaats hebben, verblijf houden, wonen: m.n. ambtshalve van vorsten: hij resideert in de hoofdstad;
2. (r.-k.) residerende bisschoppen, die een werkelijke zetel hebben, tegenover titulaire bisschoppen.
Gepubliceerd op 31-01-2022
betekenis & definitie
(resideerde, heeft geresideerd),
1. zijn woonplaats hebben, verblijf houden, wonen: m.n. ambtshalve van vorsten: hij resideert in de hoofdstad;
2. (r.-k.) residerende bisschoppen, die een werkelijke zetel hebben, tegenover titulaire bisschoppen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: