o., patroon van maatstaven dat in een bepaalde groep als normgevend geldt, verwijzingskader.
Het behoren bij een bepaalde groep houdt in dat men de daarin geldende verhoudingen als referentiekader aanvaardt en hanteert. Aanleidingen tot problemen en conflicten kunnen gelegen zijn in de omstandigheid dat men in meer of mindere mate een ander referentiekader hanteert dan het in de groep voor ieder als geldig veronderstelde. Dit kan het gevolg zijn van onbekendheid of mentale fixatie, maar ook van een al of niet bewust verlangen zich op een andere groep af te stemmen, waardoor een gewenst referentiekader inwerkt op het feitelijke. Naarmate men onderhevig is aan hierdoor werkzame, niet zelf meer te reguleren spanningen tussen beide referentiekaders, wordt gesproken van gradaties van marginaliteit.
LITT. H.H.Hijmann en E.Inger, Readings in reference group theory and research (1968); K.D. Opp, Abweichendes Verhalten und Gesellschaftstruktur (1974).
