v.,
1. weigering van de rechter om recht te spreken waar dit verlangd wordt (rechtspraak);
2. het door de staat aan een vreemdeling niet of onvoldoende verlenen van gelegenheid om langs juridische weg voor zijn rechten en aanspraken op te komen.
Vormen van rechtsweigering zijn o.a. de weigering vreemdelingen tot de nationale rechtbanken toe te laten, opzettelijke en buitensporige vertraging in de behandeling van een zaak aan rechterlijke instanties voorgelegd, het niet ten uitvoer leggen van een vonnis, onrechtmatige arrestatie van een vreemdeling, een gerechtelijke uitspraak in strijd met internationale verplichtingen, enz. Opzettelijke gebreken in de nationale rechtspleging die ertoe leiden dat uitsluitend of voornamelijk vreemdelingen benadeeld worden, kunnen als rechtsweigering worden aangemerkt. Een fout in de rechtspleging (b.v. onjuiste interpretatie van een nationale wet), te goeder trouw begaan, valt er niet onder. Dientengevolge is het niet steeds gemakkelijk vast te stellen of er feitelijk sprake is van rechtsweigering. Van bijzonder belang is art. 13 van de Europese Conventie tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 4.11.1950, dat bepaalt dat een ieder wiens rechten en vrijheden die in dit verdrag zijn vermeld zijn geschonden, recht heeft op daadwerkelijke rechtshulp door een nationale instantie, zelfs indien deze schending begaan zou zijn door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie. Deze bepaling is duidelijk gericht tegen rechtsweigering.