[Eng. pulsating radio source], m. (-s), (sterrenkunde) radiopuntbron die korte radiopulsen uitzendt met een constante periode.
De eerste pulsar werd in dec. 1967 ontdekt door J.Bell en A.Hewish. Deze pulsar heeft een pulsduur van 50 ms en een periode van 1,33730113 s, afstand 430 lichtjaar. Sindsdien zijn er meer dan 200 pulsars ontdekt (met perioden van0,033-ca. 3s), alle dicht bij het melkwegvlak gelegen. Pulsars, een soort radiobronnen, blijken vaak samen te vallen met röntgendubbelsterren of de centrale ster van een supernovarest. De pulsar in de Krabnevel is geïdentificeerd met de centrale ster in de nevel; deze ster blijkt ook in het optische en röntgengebied te pulseren; de periode van deze pulsar (0,033 s) wijst erop dat pulsars kleine objecten zijn. In een veel gehanteerd model ziet men een pulsar als een snel roterende neutronenster, mogelijk ontstaan ten gevolge van een supernovaexplosie; in het sterke magnetische veld dat rond deze ster heerst, worden geladen deeltjes versneld en zenden daarbij straling uit in een nauwe bundel die met de neutronenster meedraait (het zgn. vuurtoreneffect), telkens als deze bundel de aarde passeert wordt een puls waargenomen. Een bezwaar van dit model is dat ten gevolge van de smalle bundel men maar een klein aantal van de bestaande pulsars zou zien (meestal zal de bundel de aarde missen); het aantal waargenomen pulsars is zo groot dat dit niet in overeenstemming is te brengen met het kleine aantal waargenomen supernova’s (ook in extragalactische stelsels).