v., muziek die iets bepaalds wil uitdrukken, dat in een toelichting (programma) moet worden meegedeeld.
Het thema van de programmamuziek kan ontleend zijn aan b.v. de litteratuur (R.Strauss, Don Quixote), de beeldende kunst (M.Moessorgski, Schilderijententoonstelling), de natuur (C.Debussy, La mer), persoonlijke ervaringen van de componist (B.Smetana, Aus rneinem Leben). Hoewel de toonschildering een belangrijk hulpmiddel kan zijn, gaat programmamuziek vaak uit van een symbolische ideeënoverdracht. Voorbeelden van programmamuziek zijn de 16e-eeuwse verhalende chansons van C.Janequin (o.a. Le rossignol). Ook componisten als F.Couperin (Les abeilles), J.P.Rameau (La poule), A.Vivaldi (De vier jaargetijden) en J.Kuhnau (Musikalische Vorstellung einiger biblischen Historiën...) schreven programmamuziek. Tot ca.1800 bleef de programmamuziek echter min of meer een randverschijnsel.
In het begin van de 19e eeuw sprak men van de symphonie à programme, waarmee werken als Die Tageszeiten van J.Haydn, Die Weihe der Töne van L.Spohr en Symphonie fantastique van H. Berlioz werden aangeduid. Het symfonisch gedicht werd een van de belangrijkste exponenten van de programmamuziek. Voorbeelden hiervan zijn F. Liszt (Tasso), R.Strauss (TUI Eulenspiegels lustige Streiche), P.Dukas (L’apprenti sorcier).