Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

proefdier

betekenis & definitie

o. (-en), laboratoriumdier, dier waarop wetenschappelijke proeven genomen worden.

In het laboratorium worden vooral kleinere diersoorten, zoals de muis, de rat en de cavia, gebruikt. Deze proefdieren passen zich goed aan in gevangenschap, zijn snel te vermenigvuldigen in eenvoudig ingerichte, goed te reinigen of te desinfecteren kooien en de voeding en verzorging zijn vrij eenvoudig. Om met een zo klein mogelijk aantal dieren uniforme en betrouwbare proefresultaten te verkrijgen, worden dieren gefokt met een gelijke erfelijke aanleg. Van muizen is een groot aantal inteeltstammen met onderling verschillende erfelijke aanleg verkregen; van elk der stammen zijn de belangrijke erfelijke karakteristieken internationaal vastgelegd. Een andere methode is om, door systeem in de fokkerij te brengen, de erfelijke eigenschappen zoveel mogelijk gelijkmatig in een groep dieren te verdelen (random bred dieren). Infectieziekten die een storende invloed op onderzoekingen zouden kunnen hebben, worden zoveel mogelijk uitgeschakeld (specifiek pathogeen vrij).

Voor speciale onderzoeken wordt, op kleinere schaal, gebruik gemaakt van dieren die één of meer voor het doel gewenste bijzondere eigenschappen of reactiepatronen bezitten. De white carnoy duif wordt gebruikt bij vergelijkend onderzoek over arteriosclerose. Mastomys natalensis, een klein knaagdier uit Afrika, dat spontaan vele en velerlei tumoren krijgt, wordt in kankeronderzoek gebruikt. Het studiegebied der proefdierkunde omvat de kennis van proefdieren, van hun verzorging, de kweek, het hanteren, hun eigenschappen en hun toepasbaarheid in bepaalde proeven. Verzorgend personeel (dierverzorgers en biotechnisch laboranten) wordt opgeleid in landelijk geregelde cursussen die onder auspiciën staan van de Landelijke Werkgroep Laboratoriumdieren.

< >