[Lat.], v. (-s), voorzetsel.
Prepositie is in de traditionele spraakkunst de term ter aanduiding van die klasse van woorden die, geplaatst o.a. voor zelfstandige naamwoorden, voornaamwoorden en werkwoorden, met deze woorden één groep vormen. Voorbeelden van preposities zijn in het Nederlands: van Jan, voor het huis, bij haar. Soms kunnen preposities zowel vóór als na een woord komen waarmee ze één groep vormen: in de tuin: de tuin in; door het land: het land door (men spreekt van postposities als het naamwoord altijd voorafgaat). Naar hun betekenis onderscheidt men verschillende soorten preposities, o.a. lokale en temporele.