Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-06-2020

Popper

betekenis & definitie

Karl Raimund, Engels filosoof, *28.7.1902 Wenen; van Oostenrijkse afkomst. Popper studeerde te Wenen, werd in 1937 lector te Christchurch, in 1945 te Londen (School of Economics) en was van 1949-69 hoogleraar aan de universiteit van Londen.

Popper is een van de belangrijkste filosofen van de moderne tijd. Hij riep het kritisch rationalisme in het leven en oefent grote invloed uit op m.n. het terrein van de → wetenschapstheorie. Het belangrijkste kenmerk van een wetenschappelijke uitspraak is volgens Popper haar principiële falsifieerbaarheid, d.w.z. dat ze in principe weerlegbaar is. Een empirische uitspraak kan men nooit definitief verifiëren, omdat men nooit alle verschijnselen heeft waargenomen. Daarentegen kan de waarneming van b.v. slechts één zwarte zwaan de uitspraak ‘alle zwanen zijn wit’ wèl falsifiëren. Dit falsificatieprincipe stelde Popper tegenover het verificatieprincipe van de empiristen.

Voor hem zijn metafysische uitspraken weliswaar onwetenschappelijk, maar daarom nog niet zinloos. Zij kunnen zelfs, evenals fantasie en intuïtie, een belangrijke inspiratiebron zijn voor het opstellen van wetenschappelijke hypothesen. De weg van de wetenschap ziet Popper aldus: in een bepaald vakgebied worden diverse hypothesen opgesteld, die successievelijk door empirische weerleggingen worden geëlimineerd. Die hypothese, die het best bestand blijkt te zijn tegen pogingen haar te weerleggen, wordt voorlopig aangehangen en komt steeds sterker te staan. Wetenschap is derhalve nooit af. Er kan ook nooit een afgesloten systeem van wetenschappen zijn.

Er is een groei van de wetenschappelijke kennis, waarbij men van zijn fouten leert (het principe van trial and error). Popper trekt deze opvatting ook door naar het terrein van ethiek en politiek. Ook daar is het werken met dogmatische theorieën, die nooit weerlegd kunnen worden, onwetenschappelijk en tevens gevaarlijk, want het leidt licht tot dictatuur. Als zodanig beschouwt Popper o.m. de visies van Platoon, Hegel en Marx, die meenden dat de geschiedenis wetmatig verloopt. Werken: Logik der Forschung (1935), The open society and its enemies (2 dln. 1945), The poverty of historicism (1957), Conjectures and refutations (1963), Objective knowledge (1972), Ausgangspunkte. Meine intellektuelle Entwicklung (1977), (met J.C.Eccles) The self and its brain (1978), Die beiden Grundprobleme der Erkenntnistheorie (1979).LITT. J.van der Hoeven, Op de bres voor de open discussie (1968); B.Magee, Popper (1973); P.A. Schilpp (red.), The philosophy of K.R.Popper (1974); H.Oetjens, Sprache, Logik, Wirklichkeit (1975).

< >