Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-06-2020

pontifex

betekenis & definitie

[Lat. →Oskisch-Umbrisch puntio, offer, Lat. facere, maken], m. (-fices), in het oude Rome lid van het voornaamste priestercollege, dat de ceremonies leidde die niet werden verzorgd door priesters van speciale goden; later: bisschop; ook opperpriester, de paus: — maximus.

(e) Het college, van eerst vier, later vijftien voor het leven benoemde pontifices, bracht namens de staat offers aan diverse hoofdgoden en zorgde voor o.a.het zuiver in stand houden van de eredienst, het sacrale recht en het kalenderwezen. Aan het hoofd stond de pontifex maximus (hoogste priester), op wie na de val van het koningsschap (ca.510 v.C.) een deel van de sacrale bevoegdheden en plichten van de koningen overging (b.v. het toezicht op de Vestaalse maagden). Hij woonde in de Regia, het oude koninklijke paleis, naast het Vesta-heiligdom. Ook droeg hij zorg, tot 120 v.C., voor het optekenen van de belangrijkste gebeurtenissen van het jaar (→annalen, Rome). De pontifex maximus was op grond van zijn bevoegdheden een politiek invloedrijke figuur. Iulius Caesar was pontifex maximus, daarna Augustus.

Sindsdien bleef deze waardigheid verbonden aan het keizerschap. Pontifex maximus of summus pontifex is sedert de 5e eeuw ook de officiële titel van de paus.

LITT. K.Latte, Röm. Religionsgeschichte (1960).

< >