I. (ploos, geplozen),
1. (onoverg.) (van vogels) met de snavel de veren reinigen en gladstrijken: meeuwen, die zich pluizen in de zonneschijn;
2. pluizen of vlokken uit elkaar trekken, uiteenrafelen: hij ploos en rafelde het touw tot werk; (spinnerij) wol —, reeds behandelde wol nazien om niet voldoende losgemaakte dotjes te reinigen;
II. (pluisde, heeft gepluisd) pluizen afgeven, rafelen: jute gordijnen — erg; het bed pluist nogal, fijne veertjes dringen door het tijk heen.