Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

pigment

betekenis & definitie

[Lat. pingere, verven, kleuren], o.,

1. organische kleurstof die aan de diverse weefsels van planten, dieren en mensen de karakteristieke kleuren kan geven, b.v. de huid, de haren, het regenboogvlies van het oog;
2. (verftechniek) poedervormige stof die in gesuspendeerde toestand wordt gebruikt terwille van haar optische eigenschappen en/of beschermende werking.

BIOLOGIE

De pigmenten zijn aanwezig in de vorm van kleine korreltjes in een bijzonder soort van cellen, de pigmentcellen of chromatoforen. Door hun functie nemen een bijzondere plaats in: chlorofyl, cytochromen, galkleurstoffen, het gezichtspurper (staafjesrood) en hemoglobine. De kleur van haren, veren enz. wordt niet steeds veroorzaakt door pigmenten, maar soms door de structuur van de oppervlakkige lagen, die oorzaak kan zijn van interferentieverschijnselen (b.v. paarlemoerkleuren). Het erfelijk ontbreken van pigment heet albinisme. De functie van bloemkleurstoffen (anthocyaan, caroteen, chlorofyl, xanthofyl) is een indirecte (lokken van insekten e.d.).

Bij de mens. Het normale huidpigment is het melanine. De overige pigmenten kan men groeperen in exogene en endogene pigmenten. Exogene pigmenten zijn koolstof (anthracose), soms ijzer (siderose) of zilver (argyrose). Endogene pigmenten zijn veelal derivaten van hemoglobine (hemosiderosis). Een andere ziekte die hier thuis hoort is de hemochromatosis, verder porfyrie en geelzucht.

Van melanine afgeleide endogene pigmenten kunnen aanleiding geven tot moedervlekken (melanoom), vaak gepaard gaande met algemene melanodermie, de bruine vlekken bij de ziekte van Addison.

Verder is er een groep pigmenten die men wel slijtagepigmenten noemt en die toenemen met de leeftijd, zonder duidelijke ziekelijke veranderingen te geven. Zij worden wel samengevat als lipochromen, en geven aanleiding tot de zgn. ‘bruine’ atrofie van vele inwendige organen op gevorderde leeftijd.

VERFTECHNIEK

De pigmenten worden onderscheiden in:

1. de anorganische pigmenten of droge verfstoffen; deze kunnen van natuurlijke oorsprong zijn (aardverfstoffen) of wel synthetisch bereid;
2. de (organische) pigmentkleurstoffen.

Plantaardige of dierlijke produkten worden vrijwel niet meer gebruikt. De synthetische pigmentkleurstoffen zijn van uiteenlopende chemische samenstelling. De meeste pigmenten worden gebruikt om kleur te geven, maar b.v. menie wordt speciaal gebruikt voor bescherming (roestwermg). Vulstoffen en versnijders dragen niet bij tot verfraaiing maar worden ook veelal tot de pigmenten gerekend.

< >