o.,
1. vulkanisch glas;
2. eutectoïdisch mengsel dat bestaat uit lamellen harde cementiet (ijzercarbide) en zachte ferriet.
metallurgie. Het perliet ontleent zijn naam aan de paarlemoerachtige glans, die te voorschijn komt als het oppervlak gepolijst en geëtst wordt. Een eutectoïdisch staal, dat 0,8 % C bevat, begint bij 1480 °C austenietkristallen (oplossing van C in ijzer) af te scheiden. Bij 1250 °C wordt de gehele massa vast. Wanneer de temperatuur beneden 723 °C daalt gaat het austeniet over in perliet. Bij langzame afkoeling ontstaat een grof perliet, bij snelle afkoeling ontstaat een fijn perliet met grotere hardheid en sterkte. ijzer-kooIstofdiagram.
PETROGRAFIE. Perliet komt voor als glas gestold uitvloeiingsgesteente met gewoonlijk grijze kleur en wasglans, met of zonder microlieten. Perliet bevat enige procenten water, heeft geen vaste chemische samenstelling, maar vormt een reeks, die evenwijdig loopt aan die van de kristallijne uitvloeiingsgesteenten.