natuurkundige wet die zegt dat een samenhangende hoeveelheid vloeistof, onderworpen aan een uitwendige druk (b.v. door de wanden, zuigers, oppervlaktespanning, gasdruk op een vrij oppervlak) en bij afwezigheid van zwaartekracht, alleen dan in evenwicht kan zijn indien die uitwendige druk (de kracht per eenheid oppervlakte) overal dezelfde is. De inwendige druk is tevens overal gelijk aan de uitwendige druk.
Deze inwendige druk is alzijdig, d.w.z. dat hij onafhankelijk is van de oriëntatie van het werkelijk of denkbeeldig oppervlakje waarop men de druk zou meten. Men drukt dit dikwijls als volgt uit: een op een vloeistof uitgeoefende druk plant zich in alle richtingen gelijkmatig voort. Indien men ook de zwaartekracht in rekening brengt, dan zal deze druk (zowel uitwendig als inwendig) alleen nog gelijk zijn voor punten op gelijke diepte (de druk blijft echter wel alzijdig). Voor twee willekeurige punten is het drukverschil gelijk aan het gewicht van een kolom vloeistof met de oppervlakte-eenheid als basis en het niveauverschil als hoogte.