Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

parallelschakeling

betekenis & definitie

v. (-en), schakeling waarbij twee of meer installaties tussen dezelfde begin-en eindpunten geplaatst zijn (in tegenstelling tot serieschakelingen).

Als men een aantal elektrische weerstanden parallel schakelt tussen twee punten in een stroomkring, houdt dit in dat over alle weerstanden hetzelfde spanningsverschil heerst; de stroom door de weerstanden is dus omgekeerd evenredig met de grootte van de weerstand. Daarom wordt een voltmeter altijd parallelgeschakeld aan het meettraject en heeft hij een grote weerstand zodat er weinig stroom aan de keten onttrokken wordt (een ampèremeter wordt juist seriegeschakeld en heeft daarom een zo klein mogelijke weerstand).

Bij de gebruikelijke distributiesystemen van elektrische energie worden de verbruikstoestellen (motoren, lampen enz.) steeds parallel op het elektriciteitsnet aangesloten. Ook bij generatoren (centrales) spreekt men van parallelschakeling, waarmee dan meer in het bijzonder de handeling wordt bedoeld die moet worden verricht om een generator (centrale) te verbinden met een net dat reeds door één of meer andere generatoren (centrales) wordt gevoed. Bij gelijkstroom heeft men te zorgen dat de spanning en de polariteit van de generator gelijk zijn aan die van het net. Bij wissel-of draaistroom moet worden gezorgd dat niet alleen de grootte van de spanning en de frequentie van de bij te schakelen generator (centrale) en het net gelijk zijn, maar ook dient de fasevolgorde van beide dezelfde te zijn; op het moment van parallelschakeling dient de spanning tussen de overeenkomstige fasen (nagenoeg) nul te zijn.

< >