Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

parallel

betekenis & definitie

[Gr. parallelos, naast elkaar],

I. bn. en bw.,
1. evenwijdig, liggend of zich uitstrekkend evenwijdig met iets anders: twee parallelle lagen; die wegen, lijnen lopen
2. overeenkomend, vergelijkbaar: een geval; parallelle standaard, dubbele standaard, waarbij geen bepaalde waardeverhouding bij de muntwet tussen de gouden en zilveren munten is vastgelegd;
3. (muziek) zich zo bewegend dat het interval hetzelfde blijft (parallelgang);

II. zn. v./m. (-len),

1. (meetkunde) lijn die, vlak dat evenwijdig loopt met een andere lijn of een ander vlak;
2. (aardrijkskunde) breedtecirkel;
3. (vestingbouw) loopgraaf evenwijdig aan het vijandelijke front;
4. iets dat door grote overeenkomst met iets anders een doorlopende vergelijking toelaat; (vandaar) vergelijking: er is geen parallel e trekken tussen deze twee personen;
5. (sterrenkunde) parallelcirkel.

In het platte vlak zijn twee lijnen parallel (evenwijdig) indien zij, hoe ver ook verlengd, geen punt gemeen hebben. Voor deze lijnen geldt in de euclidische meetkunde het zgn. parallelaxioma: door een punt P dat niet op een lijn I ligt gaat een en niet meer dan een lijn m parallel (evenwijdig) met l (meetkunde). Laat men een lijn n die een lijn / snijdt door draaiing om een van haar punten geleidelijk overgaan in een lijn m parallel met l dan verplaatst zich het snijpunt daarbij hoe langer hoe verder; men zegt dan dat de parallelle lijnen l en m een (oneigenlijk) snijpunt hebben in het oneindige. Hierdoor wordt bereikt dat stellingen die betrekking hebben op snijding van lijnen zowel voor snijdende als voor parallelle lijnen gelden. Een tweede definitie is: twee lijnen zijn parallel indien zij met een snijlijn gelijke hoeken maken (Varignon, 18e eeuw). Een derde definitie is: twee lijnen zijn parallel indien alle loodlijnen uit de punten van de ene lijn op de andere gelijk zijn (d.w.z. lijnen die overal even ver van elkaar liggen) (Poseidonios, le eeuw v.C., Ramus, 16e eeuw).

Twee krommen p en q heten parallel, indien de punten van q verkregen kunnen worden door op de normaal in de punten van p steeds een gelijk stuk d naar dezelfde kant uit te zetten. B.v. twee concentrische cirkels zijn parallelle krommen.

In de ruimte zijn twee lijnen parallel indien zij in één vlak liggen en, hoe ver ook verlengd, geen punt gemeen hebben. Een lijn en een vlak zijn parallel indien zij, hoe ver ook verlengd, geen punt gemeen hebben. Twee vlakken zijn parallel indien zij, hoe ver ook verlengd, geen punt gemeen hebben. Twee oppervlakken O1 en 02 heten parallel indien de punten van 02 verkregen kunnen worden door op de normaal in de punten O1 van steeds een gelijk stuk naar dezelfde kant uit te zetten. Zo zijn twee concentrische bollen parallelle oppervlakken. Ook in de meerdimensionale meetkunde kan het begrip parallel worden gedefinieerd.