[Hongaars], v./m. (-’s),
1. vrucht van Capsicum annuum, een tot de familie Solanaceae behorend gewas dat uit Zuid-Amerika afkomstig is;
2. paprikapoeder, specerij uit de paprika.
De paprika heeft een zeer hoog vitamine C-gehalte. In Zuid-Europa is de paprika altijd veel gegeten; in geheel West-Europa is de vraag ernaar sterk gestegen, wat te danken is aan de typische smaak en de veelzijdige gebruiksmogelijkheden. Van een onbelangrijk bijprodukt is de teelt in Nederland sinds 1970 uitgegroeid tot een belangrijke glasteelt. Het areaal paprika’s is uitgegroeid tot ruim 180 ha. Binnen het areaal is sprake van een duidelijke seizoenverlenging. Het merendeel van de paprika’s wordt geplant in dec. en jan. en levert een produktie in de periode mrt.-dec.
De totale produktie is gegroeid tot ruim 22 mln. kg (1976). Van de produktie wordt 60 % geëxporteerd naar de BRD, Groot-Brittannië, Scandinavië en België. Ook in andere produktielanden neemt het aanbod toe. Concurrentie leveren de traditionele leveranciers als Oost-Europa en Italië. Op kleinere schaal leveren Israël, Ethiopië, de Canarische Eilanden, Cuba en Senegal.
Nederland kan zijn positie slechts handhaven door het leveren van een kwaliteitsprodukt. De teeltwijze van paprika komt veel overeen met die van de tomaat. Men onderscheidt twee groepen rassen, nl. rassen met zoete (niet-scherpe vruchten) en rassen met scherp smakende vruchten, de pepers.
In Nederland wordt overwegend de zoete paprika geteeld en wel de cilindrisch gevormde rassen. De vruchten van deze rassen kunnen zowel groen als rood geplukt worden, afhankelijk van het stadium van rijpheid. Het merendeel van de paprika’s wordt groen geplukt. In het najaar overweegt de rode paprika. Het sortiment is beperkt tot het type zoete Westlandse en Propa. Aan de veredeling wordt meer aandacht besteed.
In België is de teelt van paprika’s niet van belang. De produktie steeg in 1972-74 van 300 tot 700 t. Capsicum.