m. (-ken), landbouwwerktuig voor oppervlakkige bewerking van de grond.
De paardehak wordt gebruikt voor grondbewerking tussen de rijen voor gewassen met een rijenafstand van 50-75 cm, b.v. aardappelen, zaadbieten, karwij, koolzaad. Het wordt door één trekdier getrokken en bewerkt niet meer dan drie rijen, meestal slechts één.