m. (-s), deel van een ketelinstallatie
dat dient om de geproduceerde stoom extra te verhitten.
(e) Omdat oververhitte stoom de warmte slecht geleidt, moet de stoom in de oververhitter in turbulentie worden gebracht om een gelijkmatige stoomtemperatuur te bereiken. Een oververhitter bestaat daarom uit slangvormig gebogen pijpen. De bundelpijpen zijn aan het ene einde in een verzamelkast voor de stoomtoevoer en aan het andere einde in een verzamelkast voor de stoomuitlaat bevestigd.
Men past zowel het gelijkals tegenstroomprincipe toe waarbij de stroomrichting van de stoom bij het gelijkstroomprincipe is als die van de verbrandingsgassen. Meestal wordt de oververhitter bij de vuurgangketels achter de stookhuizen geplaatst. Voor stoomtemperaturen boven 450 °C worden stralingsoververhitters toegepast, die direct door het vuur worden bestraald.