(overschreed, heeft overschreden), er met de benen overheen stappen: een greppel overschrijden (hindernis nemen); de drempel overschrijden, een woning, een vertrek binnentreden;
2. over iets heen of naar de andere zijde schrijden: de grenzen overschrijden, over de grenzen komen, gaan;
3. over, verder dan een bepaalde grens gaan: de perken van de betamelijkheid overschrijden (hindernis nemen); te buiten gaan: zijn bevoegdheid overschrijden (hindernis nemen); een gebod overschrijden, niet nakomen; de begroting overschrijden, meer uitgeven dan toegestaan is.