v. (—n), samenvattende naam voor psychische stoornissen die met een vergevorderde leeftijd (boven de 60 jaar) samenhangen.
De belangrijkste ouderdomspsychose is de dementia senilis, die meestal na het 70e jaar voorkomt en gekenmerkt is door het achteruitgaan van het inprentingsvermogen en van het geheugen. Desoriëntatie en confabulatie gaan vaak hand in hand.
De verschijnselen gaan gepaard met anatomische afwijkingen in de hersenen, vaak met op deze leeftijd verloren gaan van hersenweefsel, vaak ook met een onvoldoende bloedsomloop in de hersenen.
Een ouderdomspsychose kan een gevolg zijn van: het niet aankunnen van de spanningen die ontstaan bij het ouder worden: de veranderde sociale omstandigheden in gezin en werkkring, de vereenzaming, onvoldoende mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding, de wetenschap hulpbehoevend te worden, het afhankelijk worden van jongere generaties, waarvan men de denkwijzen niet kan volgen. Voorkomen van ouderdomspsychose is in vele gevallen mogelijk wanneer men tijdig deze spanningen kan opvangen. Sociaal-hygiënische voorzieningen voor bejaarden zijn in deze van groot belang.