Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

orakel

betekenis & definitie

[Lat. oraculum, spreekplaats, plaats waar de godheid haar uitspraak geeft, tevens de uitspraak zelf], o. (-s, -en),

1. godsspraak, uitspraak van een goddelijk wezen, geïnterpreteerd en uitgedragen, m.n. in de oudheid in bepaalde heiligdommen;
2. plaats, heiligdom waar dergelijke uitspraken gedaan worden;
3. persoon die uitspreekt wat de godheid hem ingeeft;
4. iemand wiens uitspraken wijs zijn, (m.n. fig.) persoon naar wie men luistert, wiens uitspraken tot richtsnoer of vraagbaak dienen: hij was het orakel van het dorp; het Delfts orakel, Hugo de Groot.

Het orakel behoort tot het grotere gebied van de mantiek. Degene die een orakel vraagt gaat naar een bepaalde plaats waar de godheid woont of zich openbaart, b.v. een heilige boom, een bron, een kloof of een tempel. In het laatste geval moet de vrager zich wenden tot de priesters of de cultische profeten van die tempel, die dan namens hem de god raadplegen en diens uitspraak uitleggen. Ook kan hij zich in de tempel te slapen leggen en in een droom het antwoord krijgen op de vraag die hem bezighoudt (incubatie). Vereiste is vaak dat men zich voorbereidt door vasten e.d. De geraadpleegde behoort altijd tot de sfeer van de Heilige, of het nu een godheid betreft of een dode.

Bekende orakelplaatsen in de oudheid waren o.a. Delfi (Apolloon), Epidauros (Asklepios), Dodona (Zeus), het heiligdom in de Siwah-oase in Libië (Amon) en de Amon-tempel te Karnak.

LITT. S.Eitrem, Orakel und Mysterien am Ausgang der Antike (1947); R.Crahay, La littérature oraculaire chez Hérodote (1956); H.W.Parke, The Greek oracles (1967).