o. (-en), vloeistof waarin een vaste, vloeibare of gasvormige stof homogeen kan worden opgelost en die in overmaat aanwezig is.
Het bekendste en belangrijkste oplosmiddel is water. Daarnaast worden vele organische vloeistoffen als oplosmiddel gebruikt. Er zijn ook gassen, zoals ammoniak en zwaveldioxide, die onder druk gebracht (en/of bij lage temperatuur) vloeibaar worden en als oplosmiddel toegepast worden. Men onderscheidt twee grote groepen oplosmiddelen nl. polaire oplosmiddelen, waarvan de moleculen een dipool hebben (b.v. water, alcohol, ammoniak) en apolaire oplosmiddelen, waarvan de moleculen geen dipool hebben (b.v. benzine, benzeen, tetrachloormethaan). In de polaire oplosmiddelen lossen veel stoffen (speciaal anorganische) op onder vorming van ionen.