o. (onweren),
1. slecht, onstuimig, guur weer;
2. donderbui, verschijnsel in de dampkring dat met donder en bliksem gepaard gaat: het komt opzetten, trekt af, barst los, drijft over; er broeit (een) -, ook fig. een uitbarsting van toorn, tweedracht, onlusten enz. is te wachten; (zegsw.) er is onweer (onweder) aan de lucht, er zullen onaangenaamheden komen.
De onweren zijn in twee groepen te verdelen: de frontonweren en de onweersbuien. De frontonweren zijn aan een (meestal kou)front, gebonden. Zij zijn het gevolg van sterke opwaartse bewegingen die ontstaan wanneer koude lucht zich met grote kracht onder warme lucht schuift. De onweersbuien zijn het gevolg van sterke opwaartse bewegingen die worden veroorzaakt door een groot verschil in temperatuur tussen de onderste lagen van de dampkring en de hoger gelegen niveaus (onstabiliteit). In de meeste gevallen zullen ook de frontonweren onweersbuien worden genoemd, hoewel er een duidelijk verschil tussen beide groepen bestaat. Bij onweersbuien kan het verschil in temperatuur tussen de onderste en de bovenste lagen van de troposfeer worden vergroot door verwarming van de onderste lagen (door b.v. het door de zon verwarmde aardoppervlak), of door afkoeling van de hoog gelegen niveaus. De verwarming van de onderste luchtlagen doet zich voor bij warmteonweren, die in de zomer soms dagen achtereen iedere middag voorkomen.
Afkoeling van de hoge niveaus doet zich ook in de zomer nogal eens voor wanneer de wind op grote hoogte zodanig is dat de temperatuur daar daalt.
De frequentie van het aantal bliksemstralen kan sterk variëren. In de tropen is het aantal bliksemstralen in de regel groter dan op gematigde breedten en de meeste ontladingen vinden daar tussen de wolken onderling plaats en niet tussen de wolken en de aarde. Een grens tussen licht onweer en zwaar onweer is niet nauwkeurig aan te geven. Van verwijderd onweer wordt gesproken als het verschil in tijd tussen het zien van de bliksem en het horen van de donder meer dan 10 s bedraagt; de bliksem vond dan op ten minste 3,5 km afstand van de waarnemer plaats.
Over het ontstaan van onweer bestaat een aantal theorieën, maar een bevredigende verklaring is nog niet gegeven. Er doen zich twee problemen voor:
1. hoe ontstaan de elektrische ladingen in de wolken;
2. hoe is het mogelijk dat deze ladingen worden gescheiden. De oplossing van deze problemen is lang niet in ieder opzicht bevredigend. Onderzoekers in Zuid-Afrika menen dat de negatieve lading in een wolk daar steeds is opgehoopt in een verticale kolom op een hoogte van 3,5—8,5 km en met een diameter van 1-2 km. Het is gebleken dat in het gebied waarin deze kolom zich bevindt de verticale luchtbeweging het sterkst is en dat zij een temperatuur heeft die onder het vriespunt is gelegen; de bovenzijde heeft dikwijls een temperatuur van -40 °C. Dit is de laagste temperatuur waarbij onderkoelde druppels kunnen voorkomen zonder te bevriezen. In de gehele negatief geladen kolom kunnen dus waterdruppeltjes en ijsdeeltjes naast elkaar bestaan. De grootste wateren ijsdeeltjes zijn negatief geladen en hebben de neiging te vallen, terwijl de kleinere deeltjes die positief zijn geladen, omhoog gevoerd worden. Bij het ontstaan van de
ladingen spelen meer processen een rol. Zo is het bekend dat de wrijving tussen ijsdeeltjes van verschillende afmeting een elektrische lading tot gevolg heeft; de grootte van de lading is afhankelijk van het verschil in temperatuur tussen de deeltjes en ook van de mate van verontreiniging door stoffen die in de deeltjes zijn opgelost. Botst een hagelkorrel tegen een onderkoelde waterdruppel, dan zal de druppel op de korrel bevriezen. Daarbij komt warmte vrij die aan de koudere buitenzijde het ontstaan van een positieve lading tot gevolg heeft. Het warmere binnenste gedeelte wordt negatief geladen. Door de inwendige spanningen zal de ijsschaal er in de regel afbreken; de ijssplinters zijn dan positief en de overblijvende hagelkorrel is negatief geladen.
Volgens berekeningen is dit proces in staat om snel een scheiding van de ladingen in een onweerswolk tot stand te brengen. Maar een verklaring van het onweer in een wolk die uitsluitend uit waterdruppels bestaat, is hiermee niet gegeven.
LITT. H.Israël, Atmosphärische Elektrizität (1957); J.A.Chalmers, Atmospheric electricity (1967); C.Titulaer, De mens en het weer (1979).