leden van militiën en vrijwilligerskorpsen die niet tot de gewapende macht behoren. Zij kunnen op grond van de overeenkomsten van Genève van 12.8.1949, o.a. inzake krijgsgevangenen, aanspraak maken op dezelfde behandeling als geregelde troepen indien zij:
1. onder bevel staan van een persoon die verantwoordelijk is voor zijn ondergeschikten;
2. een vast en op enige afstand herkenbaar onderscheidingsteken hebben;
3. de wapens openlijk dragen;
4. zich gedragen naar de wetten en gebruiken van de oorlog. Zij moeten echter in groepen, hoe klein dan ook, optreden, anders kunnen zij als oorlogsmisdadigers worden behandeld. Dit is in tegenstelling tot leden van de geregelde troepen, die wel individueel kunnen optreden.