(zeilde om, heeft en is omgezeild),
1. om of langs iets heen zeilen: het schip heeft al vaak de Kaap omgezeild;
2. heren derwaarts zeilen: terwijl het eskader in de Middellandse Zee omzeilde; langs een omweg zeilen: door het ijs moet het schip een heel eind -;
3. (overg.) zeilend omverwerpen: wij hebben een paar palen omgezeild.