Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-06-2020

zeilen

betekenis & definitie

(zeilde, heeft en is gezeild),

1. zich met behulp van zeilen over het water voortbewegen (e); het schip kan — noch drijven, het is loom, het wil niet voort;
2. een zeilvaartuig besturen: — leren;
3. (iets) ergens of in zekere toestand brengen: een schip in de grond —; een ander schip dood —, de loef afsteken; zich voortbewegen op een wijze die doet denken aan een zeilend schip, b.v. in de lucht voortzweven: de ooievaar zeilt op zijn brede wieken; die dronkaard zeilt over de straat, zwaait van de ene kant naar de andere.

(e) Plaatst men een zeil in een luchtstroming, dan wordt deze stroming afgebogen, waardoor aan de voorzijde (de zijde waar de wind vandaan komt) een overdruk en aan de achterzijde een onderdruk ontstaat. Het gevolg hiervan is een kracht loodrecht op het zeil (de bijdrage van de onderdruk is overigens veel groter dan de bijdrage van de overdruk, het zeil wordt dus niet zozeer voortgeblazen als wel voortgezogen; vergelijk draagvleugeltheorie). Plaatst men voor het zeil een tweede zeil (dus een combinatie grootzeil-fok) dan wordt de stroming achter het grootzeil vrijwel laminair, waardoor de onderdruk veel groter wordt. Een zeilboot kan ook schuin tegen de heersende windrichting in varen (laveren).

De resulterende kracht op het zeil wordt via mast en tuigage overgebracht op het schip. De op het schip uitgeoefende resulterende kracht S kan ontbonden worden in een dwarsscheepse kracht D en een langsscheepse kracht L. D wordt vrijwel geheel gecompenseerd door de dwarsscheepse weerstand die het roer en de kiel (of het zwaard) in het water bieden (het niet-gecompenseerde deel veroorzaakt drift). Langsscheeps gezien zijn de kiel en het roer erg smal, zodat hun weerstand gering is en L praktisch geheel op het schip werkt, waardoor dit een versnelling ondergaat in voorwaartse richting.

LITT. Natuur en Techniek, nr. 6 (1980).