(haalde om, heeft omgehaald), 1. in een andere richting brengen: een schip —, zodanig wenden, dat het met de andere zijde naar de wal komt te liggen;
2. omverhalen, omver doen vallen: om de brand te stuiten moest men de belendende percelen —;
3. (van de grond) omgraven, omwerken, omwoelen; als het kreupelhout gerooid is, moet de grond goed omgehaald worden;
4. (voetbal e.d.) over het hoofd naar achteren schoppen (of gooien).