m. (-s), jonge vogel die terstond na het verbreken van de eischaal krachtig genoeg is om zich zelfstandig voort te bewegen.
Nestvlieders verlaten het nest meestal reeds enkele uren na het uitkomen van het ei. Zij kunnen soms al min of meer zelfstandig voedsel zoeken (b.v. eenden, megapoden, fazanten en plevieren), andere moeten nog door de ouders gevoerd worden (b.v. futen en rallen). De poten zijn sterk, de donslaag is dik genoeg om ze tegen koude te beschermen; de zintuigen zijn goed ontwikkeld. Tegenhanger: nestblijver.