[Gr. metafora, overdracht], v./m. (-foren), de belangrijkste vorm van beeldspraak, waarbij de vergelijking berust op overeenkomst.
De metafoor wordt niet alleen in litteraire vorm gebruikt, ook in het dagelijks spraakgebruik komt zij veelvuldig voor; b.v. het is hier een zwijnestal; corrigeren is een hondebaan. Het metaforisch gebruik kan zich niet bij alle woorden voordoen, maar is beperkt tot de zgn. noemende woorden, waartoe zelfstandige en bijvoegelijke naamwoorden en werkwoorden behoren. Voor de verschillende metaforentypes: beeldspraak.
LITT. C.Brook-Rose, A grammar of metaphor (1958); T.Hawkes, Metaphor (1972).
