m. (-nen),
1. traditionele genezer bij vele niet-westerse volken;
2. (scherts.) arts.
De medicijnman komt m.n. voor bij vele volken in Zuidoost-Azië, Afrika en in Amerika, waar hij geldt als een heilige figuur, die met behulp van heelkundige ingrepen, geneeskrachtige kruiden, spreuken, gebeden enz. bij ziekte en onheil optreedt.
Hij heeft dus een dubbele functie, nl. die van arts en geestelijke.
LITT. B.D.Paul (red.), Health, culture and community (1955); M.Read, Culture,health and disease (1966).