keizer van DUITSLAND (1612-19), landvoogd der Nederlanden (1577-81), koning van Hongarije (1608-19) en van Bohemen (1611— 19), *24.2.1557 Wenen, ♱20.3.1619 Wenen; derde zoon van keizer Maximiliaan II, broer en opvolger van keizer Rudolf II. In 1577 werd Matthias door de katholieke Zuidnederlandse adel uitgenodigd om landvoogd Don Juan te vervangen.
Zijn benoeming door de Staten-Generaal (1578) was vooral bedoeld als tegenwicht ten opzichte van Willem van Oranje, maar deze nam als luitenant-generaal de eigenlijke leiding, terwijl Matthias bovendien een orangistische Raad van State naast zich kreeg. De tolerante Matthias was niet in staat zijn rooms-katholieke geloofsgenoten voldoende tegen de calvinisten te steunen: de op zijn naam staande, maar door Oranje ontworpen Religievrede werd een mislukking. In okt. 1581 verliet hij de Nederlanden. Pas in 1593 kreeg hij van zijn broer Rudolf het stadhouderschap van Neder-en Opper-Oostenrijk, waar hij de Contrareformatie bevorderde, protestantse boerenopstanden onderdrukte (1594—97) en tegen de Turken streed. Met hulp van een aantal Habsburgse familieleden en van de standen dwong hij in 1608 Rudolf hem als koning van Hongarije en Moravië te erkennen en in 1611 als koning van Bohemen. Na de dood van Rudolf (1612) werd Matthias tot keizer gekozen en volgde hij Rudolf op in diens overige landen.
Matthias verwaarloosde het bestuur. In 1615 hernieuwde hij de wapenstilstand met de Turken, maar hij bleek niet opgewassen tegen de opstandige beweging in Zevenburgen en de toenemende spanningen tussen rooms-katholieken en protestanten, waaruit de Dertigjarige Oorlog (1618-48) voortkwam.
LITT. L.Wilz, Die Wahl des Kaiser Matthias (1911); J.C.H.de Pater, De Raad van State nevens Matthias (1917).