Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

massacommunicatie

betekenis & definitie

v., datgene wat strekt tot contact met een gehele mensengroep.

(e) De term massacommunicatie is vanuit het Amerikaanse spraakgebruik ook in het Ned. overgenomen. In de samenstelling massacommunicatie slaat de betekenis van massa hoogstens hierop, dat de boodschappen die worden verspreid in principe voor iedereen bestemd zijn. De betekenis van de term communicatie wordt in de samenstelling verengd tot een specifieke vorm van intermenselijke communicatie.

Het essentiële van massacommunicatie is het openbaar maken van iets dat in meer of mindere mate van algemeen belang wordt geacht of kan worden geacht. Aan dit proces van openbaar maken is impliciet meegegeven dat de zender (persoon of organisatie) bij de produktie van zijn boodschappen rekening houdt met dit algemeen belang en bij de verspreiding ervan in principe niemand van het ontvangen uitsluit. De zender weet niet wie de feitelijke (bereikte) ontvangers zijn. Verscheidene auteurs beperken massacommunicatie tot die vorm van communicatie waarbij boodschappen openbaar worden verspreid via technische middelen, de massamedia. Hierbij wordt dan meestal gesteld dat de communicatieactiviteiten uitgaan van professionele zenders (communicatoren), die functioneren binnen geïnstitutionaliseerde instellingen en waarbij de menselijke activiteit en de technologie worden aangewend voor het produceren en verspreiden van massacommunicatieve boodschappen. In deze beperkte zin wordt massacommunicatie weleens omschreven als formele massacommunicatie, in dit verband eigenlijk een niet goed gekozen term.

In deze enge opvatting van massacommunicatie wordt dan vooral gedacht aan de klassieke massamedia: pers, radio, televisie, film, grammofoonplaat en beeldplaat. Een uitzending via een gesloten televisiesysteem in een bedrijf of in een ziekenhuis (televisie hier gebruikt als instructiemiddel) is echter geen massacommunicatie. Het bepalend element of iets massacommunicatie is, is het openbaar maken, waarbij in principe geen mens van ontvangen wordt uitgesloten. In de ruimere opvatting van massacommunicatie staat het gebruik van de moderne technologie niet zo duidelijk herkenbaar op de voorgrond als bij de klassieke media, althans niet op een geïnstitutionaliseerde wijze. Massacommunicatieve boodschappen worden ook aangeboden via media als toneel (ook opera, ballet); schilderijen en affiches, standbeelden en tentoonstellingen. Ook is er sprake van massacommunicatie bij redevoeringen, preken, demonstraties, het kalken van verkiezingsleuzen op gevels, het uitsteken van de vlag, het kraken van leegstaande huizen als protest tegen de woningnood, het dragen van rouwkleding en als uiterste mogelijkheid de zelfverbranding.

Het verschijnsel dat boodschappen worden doorgegeven door verspreiding van geruchten (als substituut of als aanvulling van het nieuwsaa verspreid via geïnstitutionaliseerde kanalen) valt eveneens onder massacommunicatie. Reclame, voorlichting, public relations, propaganda zijn vanuit verscheidene oogmerken massacommunicatieve activiteiten.

Het verschijnsel massacommunicatie heeft in toenemende mate de belangstelling van o.a. de beoefenaren van de sociale wetenschappen: sociologen, psychologen, politicologen, (ped)agogen. De publicistiek, een in Nederland nog jonge discipline binnen de sociale wetenschappen, bestudeert de eigen aard van het verschijnsel massacommunicatie. In Duitsland en België is deze wetenschap reeds langer ingeburgerd: het vak Publizistik wordt in Duitsland gedoceerd aan diverse universiteiten; in België wordt aan de universiteiten van Leuven en Gent het vak aangeduid als persen communicatiewetenschap. In Wenen en Salzburg wordt de Publizistikwissenschaft gedoceerd.

De behoefte aan openbare communicatie is er altijd geweest. Enkele van de middelen die hierbij in de loop van de geschiedenis werden gehanteerd zijn: handsignalen, tamtam bij de Afrikaanse inboorlingen, de rooken tekensignalen bij de Amerikaanse Indianen, de tekeningen van de Cro-Magnonmens, het schrift (de ontwikkeling van tekening naar beeldschrift, het alfabet), de mededelingenborden (acta diurna) op het Forum Romanum, de boekdrukkunst, de moderne elektronische apparatuur. Het gemeenschappelijk belang van een bepaalde boodschap eist snelheid en precisie bij het overbrengen ervan. Aldus loopt de geschiedenis van de openbare communicatie min of meer parallel met een stuk geschiedenis van het transport van de boodschap . Massacommunicatie in de engere, 20e-eeuwse betekenis van de massamedia kent nog niet zo'n lange geschiedenis. Het medium pers begon pas van de grond te komen ca.1850 terwijl film, radio en televisie in een later stadium volgden. De ontwikkeling van de moderne massamedia, zowel wat de economische organisatie van de media als de produktie en de verspreiding van boodschappen en de omvang van de bereikbare ontvangers betreft, gaat in een dergelijk razendsnel tempo dat men terecht van een communicatierevolutie kati spreken.

Deze stormachtige ontwikkeling heeft uiteraard haar invloed op de mens en de samenleving. Het is niet verwonderlijk dat nog in brede kring een grote macht en invloed aan de massamedia wordt toegeschreven. De opvattingen over de macht van de media gingen onder invloed van de denkstromingen in de 19e en 20e eeuw uiteen in positieve en negatieve zin. De pessimisten wijzen op de dramatische invloed van bepaalde propaganda op individuen en sociale groepen: de gevolgen op lange termijn zijn desastreus, zij tasten de morele standaarden aan, slopen de verworven beschaving, er is sprake van toenemende mate van machtsmisbruik en manipulatie. De optimistische visie ziet juist geweldige perspectieven voor opvoeding en vorming van de massa en verwacht via de media de oplossing te vinden voor veel praktische communicatieproblemen. De grootste macht wordt altijd aan het nieuwste medium toegeschreven.

De aanhangers van beide opvattingen staven hun uitgesproken mening o.a. op grond van incidenteel onderzoek of spectaculaire processen. De pessimisten wijzen b.v. op de perfide invloed van de film, waardoor jongeren van het goede pad afraken.

Dit zou althans door jeugdige delinquenten verklaard of bevestigd zijn in de periode 1930-50.

Sindsdien heeft de televisie de plaats van zondebok ingenomen. Statistieken, uit hun context gehaald, worden ter illustratie gebruikt en misbruikt. Dat dergelijke gesimplificeerde opvattingen over de macht van de media zo lang stand kunnen houden, is mede te wijten aan het nog fragmentarische karakter van het massacommunicatieve onderzoek.

Het onderzoek is op heel veel terreinen nog weinig cumulatief van aard en bijgevolg ook niet altijd in staat om betrouwbare en geldige antwoorden te geven op fundamentele vragen. Bovendien bleek dat bij verscheidene onderzoekers slechts sprake was van een min of meer toevallige interesse voor massacommunicatieve problemen. Het onderzoek over en rond massacommunicatie kan naar verschillende criteria worden geordend. Er zijn ruwweg vier gebieden van onderzoek:

1. de professionele instanties, die boodschappen produceren en verspreiden;
2. inhoudsanalyse;
3. verspreiding van de boodschappen;
4. effectenstudie en onderlinge beïnvloeding.

De visie van H.M.→-McLuhan, nl. dat het medium grotere invloed heeft op de samenleving dan de boodschap die door het betreffende medium wordt verspreid, is in de jaren zeventig aangevochten. De critici richten zich tegen de wijze waarop de huidige massamedia functioneren. Het probleem is dan niet zo zeer of de massamedia wel of niet gemanipuleerd worden, maar wie ze manipuleren en hoe het besluitvormingsproces verloopt. Gesuggereerd wordt dan dat er een rechtstreekse controle moet komen door de samenleving. Ook sommige onderzoekpraktijken en de vraagstelling waarop het traditionele onderzoek is gebaseerd worden in deze visie sterk bekritiseerd. De structuur van de zenderorganisatie en de mediastructuur en het onderontwikkelde gebied bij het massacommunicatief onderzoek moeten meer aandacht krijgen. De aspecten van openbaarheid en manipulatie vragen nadere bezinning.

LITT. J.G.Stappers, Publicistiek en communicatiemodellen (1966); H.M.McLuhan en Q.Fiore, the medium is the message (1967); H.J.Prakke, Kommunikation der Gesellschaft (1968); G.Maletzke, Einführung in die Massenkommunikationsforschung (1972); J.G.Stappers, Massacommunicatie, een inleiding (1973); Nan Lin, the study of human communication (1973).