o. (-systemen), manier van werken met een computer, waarbij tijdens het uitvoeren van een programma communicatie tussen computer en programmeur mogelijk is. Een man-computersysteem is m.n. van belang in gevallen waarin een programma uitgevoerd moet worden dat niet tot een precies omschreven resultaat voert, maar waarbij tijdens het verwerken nieuwe problemen kunnen opduiken, die om een creatieve oplossing vragen.
De computer dient om het routinegedeelte van het werk uit te voeren, terwijl de mens het merendeel van de ideeën inbrengt.Een man-computersysteem zal alleen dan goed functioneren wanneer een aan de wijze van denken en werken van de mens aangepaste programmeertaal aanwezig is, die bovendien geschikt moet zijn voor ‘conversationeel’ gebruik. De apparatuur die hierbij wordt gebruikt, varieert van een eenvoudige teletype tot een veelzijdige beeldbuisterminal waarop met een lichtpen gewerkt kan worden. De terminal is vaak niet zonder meer op een grote computer aangesloten, maar biedt zelf mogelijkheden tot tijdelijke opslag, ordening en controle van in-en uitvoer (intelligente terminal). De mogelijkheden van man-computersystemen lopen daardoor sterk uiteen. Zo kan men soms berekeningen in stukken maken en deze voortzetten in tevoren nog niet vaststaande richtingen op grond van de door de machine zichtbaar gemaakte tussenresultaten. In andere gevallen is het slechts een adhoc gebruik van bestaande standaardfaciliteiten.
Enkele mogelijke toepassingen van man-computer-systemen zijn: technisch ontwerpen: de ontwerper maakt een ontwerp op een beeldscherm met behulp van een lichtpen, de computer rekent dit ontwerp door: veranderingen in het ontwerp kunnen worden aangebracht en de gevolgen bestudeerd. Wiskundige of statistische berekeningen: de rekenaar heeft de beschikking over alle in de computergeheugens opgeborgen mathematische standaardprogramma’s, zodat de terminal veel meer is dan een betere tafelrekenmachine. Doorrekenen van consequenties van mogelijke beslissingen: de computer heeft een model van de beslissingssituatie tot zijn beschikking (beslissingstabel). Informatieve ontsluiting: de onderzoeker kan met zijn terminal in een computergeheugen opgeborgen informatie raadplegen (informatiebank) en selectief zoeken. Computer Assisted Instruction (CAI): een vorm van geprogrammeerd onderwijs, waarbij de leerling, achter een telestation gezeten, leerstof en opgaven van de computer op krijgt, die de resultaten controleert en de vorderingen vastlegt.