Aristide Joseph Bonaventure, Frans beeldhouwer, graficus en sierkunstenaar, *8.12.1861 Banyuls-sur-Mer, ♱24.9.1944 Marly-le-Roy. Maillol begon als schilder en tapijtontwerper en studeerde aan de École des Beaux-Arts in Parijs bij A.
Canabel (1882—86). De schilderijen van P.Gauguin maakten grote indruk op Maillol. Geïnspireerd door het daarin aanwezige decoratieve element, besloot hij zich op de weefkunst toe te leggen (atelier te Banyuls). Op 40-jarige leeftijd begon hij te beeldhouwen. Na een reis naar Griekenland hield hij zich vooral bezig met antieke sculptuur. Het essentiële van de Griekse beeldhouwkunst uit de 6e en 5e eeuw v.C. (de wetten van maat en verhouding, van harmonie) komen in Maillols werk tot uitdrukking.
In tegenstelling tot de impressionistische beeldhouwkunst van A.Rodin, ziet men dat Maillol zijn onderwerpen een gladde bewerking geeft, waardoor zijn beelden een harmonie van vormen vertonen. Hij maakte bij voorkeur zittende, gehurkte of staande vrouwelijke naaktfiguren. Zijn beste werken ontstonden in de eerste tien jaar van zijn werkzaamheid als beeldhouwer. Bekend zijn verder zijn houtsneden voor Les églogues de Virgile (1927), Ars amandi, van Ovidius (1935), Daphnis et Chloë (1937), Chansons pour elles, van Verlaine (1939), en Livre des folastreries van Ronsard (1940). LITT. M.de Bouvier, A.Maillol (1945); A.C.Ritchie, A.Maillol (1945); C.Roy en Karquel, Maillol vivant (1947); J.Romain, Maillol (1949); P.Camo, Maillol (1950); J.Rewald, The woodcuts of A.Maillol (1951); W.George, A.Maillol (1965).