Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

Lotharingen

betekenis & definitie

(Fr.: Lorraine), Franse landstreek en sociaal-economisch gebied, 23540 km2, 2,4 mln. inw. Hoofdstad: Metz.

Lotharingen omvat de departementen: Moselle, Meurthe-et-Moselle, Vosges en Meuse. De grootste steden zijn Nancy, Metz, Thionville en Hagondange-Briey. BEVOLKING. Sedert 1964 is het aantal inwoners met 5 % toegenomen. Vooral jonge gezinnen zijn naar Lotharingen getrokken. De emigratie (m.n. van oudere mensen) is groter dan de immigratie.

Bijna 8 % van Het aantal inwoners is vreemdeling. economie. Lotharingen is vooral een industrieregio, waar de nadruk op de winning van ijzererts en de zware industrie (hoogovens) ligt. De helft van de beroepsbevolking werkt in de industrie, tegen 41 % in de dienstensector en 9 % in de landbouw en mijnbouw. Door de teruggang van de ijzerertsmijnbouw en de metallurgie zijn ca. 20000 arbeidsplaatsen vervallen. Door overheidssteun poogt men nieuwe werkgelegenheid te scheppen. Door de politiek van industriële decentralisatie hebben zich in Lotharingen tal van machinefabrieken en elektrotechnische en chemische bedrijven gevestigd.

Landbouw. Van het totale grondoppervlak is ca. 50 % als cultuurgrond in gebruik en 37 % is bedekt met bos (een van de bosrijkste gebieden van Frankrijk). De veeteelt is met meer dan 75 % van de agrarische produktie de belangrijkste bedrijfsrichting. De rundveehouderij is vooral gericht op de melkproduktie. Van de akkerbouw nemen de granen het grootste areaal in, gevolgd door de voedergewassen. De gemiddelde bedrijfsgrootte ligt met 26 ha ruim boven het Franse gemiddelde (19 ha) en 17 % van de bedrijven is groter dan 50 ha.

Van alle boeren heeft 60 % minder dan 20 ha grond, zodat ca. 30 % van de boeren het inkomen aanvult door een nevenbetrekking. Minder dan 50 % van de bedrijven wordt gepacht. Door ruilverkavelingen probeert de staat de structuur van de landbouw te verbeteren. Van 1963-73 verminderde de agrarische beroepsbevolking met meer dan 25 %. Het aantal bedrijven liep met ruim 20 % terug.

Industrie. Met 7 % van de Franse industriële werkgelegenheid is Lotharingen een van de belangrijkste economische regio’s. Het is Frankrijks voornaamste gebied van mijnbouw en ijzeren staalindustrie, beconcurreerd door de regio Nord-Pas-de-Calais, waar de ijzeren staalindustrie, door de ligging aan grote zeehavens, een geweldige uitbreiding laat zien. Andere belangrijke industrietakken zijn de machinebouw en elektrotechniek, de textiel- en kledingnijverheid (deze loopt terug). De chemische nijverheid groeit sterk; ook de levensmiddelenindustrie is van groot belang.

Verkeer. Nancy is lang de belangrijkste binnenhaven in Lotharingen geweest. Door de kanalisatie van de Moezel is Metz de belangrijkste haven geworden. De Maas is als scheepvaartweg niet van betekenis. Nancy en Metz beschikken beide over een klein vliegveld.

Onderwijs. Nancy is het administratieve en culturele centrum van Lotharingen. De technische hogeschool heeft als specialisatie mijnbouw. De universiteit van Nancy is een van de middelgrote Franse academies.

LITT. H.Martin, L’évolution récente de l’idustrie lorraine (1969); Statistiques et indicateurs des régions françaises (1974).

GESCHIEDENIS

Lotharingen ontstond als koninkrijk toen Lotharius I bij de verdeling van het Frankische Middenrijk (855) de streek tussen Schelde, Rijn, Maas en Saône aan zijn zoon Lotharius II toewees. Het Verdrag van Meerssen (870) verdeelde Lotharingen tussen het Oosten Westfrankische Rijk, dat van Ribémont wees heel Lotharingen toe aan het Oostfrankische Rijk (880). Wegens invallen van de Noormannen en opstandigheid van de Lotharingse adel slaagde de Oostfrankische (Duitse) vorst Hendrik I er pas in 925 in zijn gezag in Lotharingen te bevestigen.

In 953 stelde keizer Otto I zijn broer, aartsbisschop Bruno van Keulen, aan als vorst van Lotharingen. Ca.960 werd Lotharingen gesplitst in de hertogdommen Opper- en Neder-Lotharingen. Het laatste omvatte Nederland, Oos-tBelgië, Luxemburg en een groot deel van het Rijnland. Naarmate de macht van de Duitse keizers toenam, steeg hun invloed in Neder-Lotharingen, maar met de Investituurstrijd (1075-1122) viel het hertogdom uiteen in een aantal leenstaatjes. De hertogelijke waardigheid werd een loze titel.

In Opper-Lotharingen, dat in 1048 aan het huis van de Elzas kwam, verwierven de graafschappen en bisdommen grote zelfstandigheid. Hoewel Opper-Lotharingen officieel deel van het Duitse Rijk bleef, werden in 1552 drie bisdommen, en in 1670 heel Opper-Lotharingen bij Frankrijk gevoegd. Het hertogdom werd deels hersteld in 1697, na de Poolse Successieoorlog aan Stanislas Lesczynski (1735 66) afgestaan waarbij de hertog van Lotharingen als compensatie Toscane verwierf en verviel in 1766 geheel aan de Franse kroon. Een deel van Lotharingen (o.a. Metz) werd in 1871 door Duitsland geannexeerd en met de Elzas gevormd tot het rijksland Elzas-Lotharingen, dat in 1918 aan Frankrijk kwam. Van 1940—44 was het gebied opnieuw Duits.

LITT. J.Schneider, Hist. de la Lorraine (1950); J. de Pange, Lauguste maison de Lorraine (1966); E. Hlawitschka, Lothringen, das Reich an der Schwelle der deutschen Geschichte (1968); D.P.Silverman, Reluctant union; Alsace-Lorraine and imperial Germany, 1871-1918 (1972); W.Mohr, Geschichte des Herzogtums Lothringen (2 dln. 1976).