Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

looistof

betekenis & definitie

v./m. (―fen),

1. in het algemeen stof die de eigenschap heeft de dierlijke huid in leder om te zetten, d.w.z. die te verduurzamen en bestendig te maken tegen droogte, vocht en rotting;
2. (chemie) naam voor een groep van stoffen met looiende werking, zoals tannine, sumak.

De looistoffen komen meestal in poedervorm in de handel. Men kan ze verdelen in plantaardige, minerale en synthetische looistoffen. Voorts nog de vloeibare vetlooistoffen en formaline.

Plantaardige looistoffen. Deze esterachtige verbindingen van glucose met fenolcarbonzuren vormen met eiwitten onoplosbare verbindingen; zij bezitten een samentrekkende smaak en kleuren ijzerzouten blauwof groenzwart. Behalve het gehalte aan looistof is van groot belang het gehalte aan suikers of andere organische stoffen, die bij looiing door gisting of anderszins in organische zuren overgaan. Door de sterk zure reactie van het looivocht geven de looistoffen een goede chemische verbinding aan de huideiwitten.

De oudst bekende looistof is eikeschorsextract (tegenwoordig nog maar zeer weinig in de handel;

o.a. uit Joegoslavië).

Het geeft een iets grauwachtig bruin leder. Het best is het extract van de schors van 15―20 jaar oude bomen. De schors bevat slechts 8―12 % looistof. Tegenwoordig wordt meer gebruikt het quebrachohoutextract uit Zuid-Amerika, vanwege het hoge looistofgehalte: 14―26 %. Mangroveschors, van verschillende tropische Rhizophora-, Ceriopsen Bruguiera-soorten met looistofgehalte van de schors 25―45 %, hebben het nadeel dat het leder sterk donker roodbruin kleurt. De schorsen zijn afkomstig uit Kameroen, Indonesië (Kalimantan, Java) en heel Zuidoost-Azië. Mimosa-schors-extract is afkomstig van de Acacia decurrens. De schors uit Australië, Zuid-Afrika en Indonesië bevat 20―50 % looistof. De kleur van het hiermee gelooide leder varieert van licht roze tot geelbruin, maar is niet lichtecht. Babool is de schors van de Acacia arabica en wordt vooral in India veel gebruikt in de inheemse lederlooierijtjes. Valonea, de vruchtbekers en uitsteeksels van de vruchtbekers van de Quercus aegilops uit Griekenland en Klein-Azië, bevatten 45―50 % looistof. Myrobalanen zijn gedroogde onrijpe nootachtige vruchten van de Terminalia chebula, afkomstig uit India, looistofgehalte 20―45 %. Het hiermede gelooide leder is goudachtig geel gekleurd. Dividivi, de gedroogde vrucht van Caesalpinia cowriaria met ca. 30—50 % looistof, komt het meest voor in Centraal-Amerika, o.a. de Antillen. Zij maakt het leder grijsbruinachtig geel van kleur. Gambir, afkomstig van de bladeren van de Uncaria gambir, is zeer verbreid in Maleisië en vooral op Kalimantan. Bekend is de Asahan-ondernemings-blokgambir. Het extract in kubusvorm wordt ook gebruikt als bestanddeel van de sirihpruim. Het hiermee gelooide leder is lichtecht en heeft een goudgele kleur. Vooral als nalooi-extract voor naturel tuigleder wordt het veel gebruikt. Catechu, afkomstig van de Acacia catechu, wordt vaak gebruikt als vervalsingsmiddel voor gambir. Het wordt eveneens gebruikt voor het tanen van visnetten. India en verder Zuidoost-Azië zijn de grote leveranciers. Alleen gebruikt geeft het een rood geelachtig leder. Sumac, afkomstig van de bladeren en takjes van Rhus coriaria, bevat 22―35 % looistof; de plant komt voor in de landen rondom de Middellandse Zee, de voornaamste leverancier is Sicilië. Het wordt voornamelijk gebruikt voor het looien van boekbinders-leder vanwege de goede lichtechtheid die het aan het leder geeft. Galnoten, afkomstig van de uitwassen op de onderkant van eikebladeren waarin de galwesp haar eitjes heeft gelegd, hebben een looistofgehalte van 55―75 %. De fijngestampte galnoten worden alleen nog in kleine looierijtjes in de oostelijke staten van de Middellandse Zee en China gebruikt.

< >