Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

longkanker

betekenis & definitie

m. (-s), (ook: longcarcinoom), kwaadaardige gezwelvorming in de long, uitgaande van het longweefsel (m.n. de bronchuswanden; primaire longkanker).

De primaire longkanker neemt de laatste decennia sterk toe in frequentie. Deze toename, ook in het sterftecijfer, kwam aanvankelijk vooral voor bij het mannelijk geslacht. In 1924 stierven in Nederland 58 mannen en 23 vrouwen aan longkanker; in 1957 2015 mannen en 211 vrouwen; in 1976 6300 mannen en 480 vrouwen, dat wil zeggen 23 % van de totale kankersterfte. De verhouding tussen beide seksen was in 1924 2,5 : 1, in 1957 10 : 1, en in 1976 13 : 1. De toename van de sterfte door kanker in de jaren tot 1976 werd bijna geheel veroorzaakt door longkanker. Het is niet waarschijnlijk dat deze cijfers duiden op een verbeterde diagnostiek.

Het feit dat er in verhouding steeds meer mannen dan vrouwen aan deze kwaal lijden, kan niet worden verklaard door aan te nemen dat minder vrouwen aan bevolkingsonderzoeken deelnemen. Men neemt aan dat een nieuwe factor steeds meer op de voorgrond treedt. Als zodanig wordt tegenwoordig algemeen het roken beschouwd, vooral het roken van sigaretten en shag. Sommigen zouden hiertoe ook het passieve roken willen rekenen, dat wil zeggen het naar binnen krijgen van rook van anderen. Daarvoor zijn onvoldoende wetenschappelijke aanwijzingen voorhanden. Dit neemt niet weg dat roken toch de belangrijkste etiologische factor is van primaire longkanker.

Het is bekend dat de sterfte aan longkanker in enkele beroepen bovendien extra verhoogd is (Schneeberger ertsmijnen, gesmolten metalen, hematieterts, asbest), en dat de kans op deze ziekte in de grote steden 65 % groter is dan in de meeste landelijke gemeenten. Dit laatste is aan het licht gekomen in een Amerikaans onderzoek (Hammond en Horn), waarin ook bleek dat in de grote steden het aantal sigarettenrokers het grootst, en het aantal niet-rokers het kleinst is. Ook lijders aan CARA hebben een verhoogd risico.

De verschijnselen van longkanker worden in de aanvang nogal eens miskend door hun vaak sluipend karakter. Hoesten, niet goed op behandeling reagerende luchtweginfecties (rokershoest, bronchitis), soms ophoesten van bloed, later pijn op de borst, vaak gepaard gaande met algemene malaise, zijn de voornaamste symptomen. Tijdens een periodiek bevolkingsonderzoek wordt bij personen die zich geheel gezond voelen ook wel longkanker ontdekt. Uitbreiding van dit onderzoek wordt door sommigen sterk aanbevolen, omdat aldus ontdekte patiënten een geneeskans hebben van ca. 30 %, terwijl de gemiddelde genezingskans ca. 5 % is. De behandeling in dit zeer vroege stadium bestaat uit het wegnemen van een longsegment, longkwab of de gehele long. Rokers onttrekken zich evenwel nogal eens aan dit gerichte longkankeronderzoek.

De enige oplossing van het probleem is derhalve niet-roken (en dus ook stoppen met roken), reden waarom in Nederland de actie niet-roken onder jeugdigen wordt gevoerd. Een zeldzame tumor van het longvlies (pleura) is het mesothelioom. Langdurige blootstelling aan asbest wordt als hoofdoorzaak beschouwd.

LITT. L.Meinsma, Roken en risico´s (1967); Royal College of Physicians of London, Smoking and health now (1977).