Ned. letterkundige, *20.7.1924 Naarden, ♱26.7.1950 Lausanne. Lodeizen studeerde aanvankelijk rechten, later biologie te Leiden en in de VS.
Hij leed aan leukemie en vertrok begin 1950 naar een Zwitsers sanatorium, waar hij echter spoedig overleed. Nog voor zijn dood verscheen de door hemzelf samengestelde bundel Het innerlijk behang (1949), in 1952 aangevuld door J.C.Bloem, J.Greshoff en A.Morriën tot Het innerlijk behang en andere gedichten. In 1955 verscheen zijn vertaling van Paul Eluards gedicht Leda. P.Berger en P.H.Dubois bezorgden het Nagelaten werk (1969). Lodeizens poëzie is sterk gesloten en associatief. Hij hanteerde de vrije versvormen, zoals die later ook door de Vijftigers werden gebruikt, die Lodeizen als voorloper en wegbereider beschouwden.
LITT. P.Rodenko, Over H.Lodeizen (1954); H.Brems, De brekende sleutel (1972).