Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

leeftijdsbepaling

betekenis & definitie

v. (-en), het vaststellen van de leeftijd van m.n. dieren.

De leeftijdsbepaling van dieren geschiedt op uiteenlopende wijzen. Bij jonge zoogdieren is een leeftijdsbepaling vrij gemakkelijk aan de hand van afmeting, kleur(patroon) van de vacht, ontwikkeling van skelet en gebit, stemgeluid en gedrag. Bij oudere dieren gaat men af op het gebit, de hoorn of het gewei, de aard van de beharing. Bij vissen wordt gekeken naar de jaarringen op de schubben, in de gehoorsteentjes (atolieten) of in de vinstralen. Bij lagere dieren is de maatstaf voor de leeftijd vaak alleen de afmeting, behoudens voor die met een volledige gedaanteverwisseling (insekten e.d.). Huisdieren.

Bij een paard wordt in de eerste plaats gelet op de wisseling van de veulentanden door paardetanden. Deze heeft voor de binnen-, midden- en buitentanden resp. plaats na 2,5, 3,5 en4,5 jaar. Vervolgens wordt de vulling van de snijtanden in de onderkaak beoordeeld. Hierbij let men op het wegslijten van de slijtvlakte. De mate van afslijting kan worden afgemeten aan het verdwijnen van de kroonholte. Als de kroonholte verdwenen is, noemt men de tand gevuld.

Normaal is voor Ned. paarden dat de binnen-, midden- en buitentanden op resp. 6, 7 en 8 jaar zijn gevuld. Een paard van 8 jaar en ouder wordt aftands genoemd. Na de achtjarige leeftijd gaat men af op een aantal kenmerken die niet afzonderlijk, maar in combinatie beoordeeld moeten worden: o.a. het tandsterretje (d.i. de door de afslijting opengekomen wortelholte), de bodem van de kroonholte, de vorm van de wrijfvlakte, de vulling van de snijtanden in de bovenkaak en de vorm van de tandboog.

Bij een rund wordt in de eerste plaats gelet op de horens die bij toenemende leeftijd langer worden en bovendien meer ringen vertonen. Een ring, d.w.z. een verdieping in de hoornsnede treedt op gedurende de drachtigheid en de hierop volgende hoge melkgift, als het dier weinig voedingsstoffen beschikbaar heeft voor hoornvorming. Wanneer, zoals normaal is, elk jaar een kalf geproduceerd wordt, zal elk jaar ook een ring gevormd worden. De leeftijd wordt dus gevonden door bij het aantal ringen, overeenkomend met het aantal kalveren dat voortgebracht werd, één of twee op te tellen. Ook het gebit wordt bij het rund gebruikt om de leeftijd te schatten. Men kijkt naar de wisseling van de snijtanden die voor de binnen-, de binnenmidden-, de buitenmiddenen buitentanden resp. op 1,75, en 3,75 jaar plaatsvindt.

Op vierjarige leeftijd is een koe afgewisseld. Daarna wordt gelet op de verhouding tussen tongen lipvlakte, de vorm van de tanden en de ruimte tussen de tanden. Bij oude koeien zijn de tanden kort met grote openingen ertussen. Bij schaap en geit verloopt de tandwisseling ongeveer als bij het rund.

Bij honden wordt gelet op de wisseling van het melkgebit in het blijvend gebit (3-6 maanden) en daarna op de afslijting van de lobben van de snijtanden. Verder op het optreden van grijze haren en het troebel worden van het hoornvlies dat reeds op 3—4 jarige leeftijd kan beginnen.