[Lat., voorlezer], m. (-en, -s),
1. titel van een docent aan een inrichting van hoger onderwijs, belast met het onderricht in een onderdeel van een studievak, maar niet behorend tot de academische senaat;
2. (Rooms-Katholieke Kerk) iemand die bevoegd is tot het voorlezen van liturgische teksten tijdens de godsdienstoefeningen;
3. iemand die voor een uitgeverij manuscripten doorleest.
In Nederland is een lector een docent aan universiteit of hogeschool met een vaste leeropdracht. In België wordt de titel van lector toegekend aan een persoon die voor een bepaalde periode wordt aangesteld om te doceren. In een rijksuniversiteit kan de titel ook verleend worden aan personen die gedurende tenminste één jaar een hoogleraar of docent vervangen hebben, en wel vanaf het tweede jaar en slechts voor de duur van het mandaat.