Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kunstmatige intelligentie

betekenis & definitie

(Eng.: artificial intelligence. AI), (ook: machine-intelligentie), het vermogen van een computer, m.n. een computerprogramma, intellectuele functies, zoals denken en probleemoplossen, te verrichten; ook de tak van wetenschap die zich hiermee bezig houdt.

Het onderzoek van kunstmatige intelligentie heeft twee doelstellingen. Enerzijds tracht men het probleem-oplossend vermogen van computers voortdurend uit te breiden, anderzijds houdt men zich bezig met het bestuderen van het menselijk denkmechanisme door middel van informatietheoretische modellen (→denkpsychologie). Bepaalde hypothesen worden getoetst aan de hand van computerprogramma’s die het menselijk gedrag simuleren. Men verwacht tegen het eind van de 20e eeuw zover te zijn dat er geen onderscheid meer gemaakt kan worden tussen antwoorden gegeven door een mens of door een dergelijk computerprogramma.Tal van opgaven waarbij een beroep gedaan wordt op de intelligentie en creativiteit van de mens, zijn inmiddels min of meer succesvol voorgelegd aan computers: gecompliceerde planningsen indelingsproblemen; schaken, dammen en bridge; het formuleren en bewijzen van wiskundige stellingen; het componeren en het maken van ‘kunst’. Hierbij speelt de →heuristische programmering een grote rol.

Er worden ook pogingen ondernomen om bepaalde aspecten van het leren met een computer te simuleren. Deze ‘lerende’ programma’s moeten dus in staat zijn zichzelf, afhankelijk van de reacties van de buitenwereld, geleidelijk te verbeteren, zodat een bepaalde opgave steeds beter zal worden uitgevoerd.

LITT: E.A.Feigenbaum en J.Feldman (red.), Computers and thought (1963); H.A.Simon, The Sciences of the artificial (1969; Ned. vert.: Psychologie en systeemtheorie, 1976); P.H.Winston, Artificial intelligence (1977).