v./m. (-en), lijn op een oppervlak met de eigenschap dat de raaklijn in elk punt P van deze lijn in een van de twee hoofddoorsneden van P ligt. (e) Van alle vlakke doorsneden in een punt loodrecht op het oppervlak hebben de doorsneden in de richting van de kromtelijn de grootste of de kleinste kromming. Er zijn twee stelsels van kromtelijnen; door elk punt van het oppervlak gaan twee kromtelijnen; deze staan loodrecht op elkaar.
Zij hebben de eigenschap dat de normalen van het oppervlak langs een kromtelijn een ontwikkelbaar oppervlak vormen. Bij een omwentelingsoppervlak zijn de kromtelijnen de meridianen en parallellen.