Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Kleist, Bernd Wilhelm Heinrich von

betekenis & definitie

Duits dichter, *18.10.1777 Frankfort aan de Oder, ♱(zelfm.) 21. 11.1811 Wannsee (bij Berlijn). Von Kleist studeerde wiskunde en filosofie.

Hij maakte langdurige reizen o.a. naar Frankrijk en Zwitserland. Hij richtte in Dresden het maandblad Phoebus op (1807-09) en redigeerde vanaf 1810 de Berliner Abendblätter. Samen met zijn vriendin Adolfine Henriëtte Vogel maakte hij aan de Wannsee een eind aan zijn leven. De oorzaken van zijn levenstragiek lagen in de voor een Pruisisch patriot ondraaglijke politieke toestanden en vooral in de miskenning van zijn dichterstalent, m.n. door Goethe. Von Kleist was in de eerste plaats dramatisch dichter, zoals uit zijn toneelwerk blijkt. Zijn novellen zijn laconiek van toon, objectief en doen bijna dramatisch aan.

Zijn novelle Die Marquise von O. (1808) werd in 1920 en 1977 verfilmd. Ook naar zijn blijspel Der zerbrochene Krug (1806) werd een film gemaakt (1937). Werken: toneel: Die Familie Schroffenstein (1802), Robert Guiscard (1802—03), Amphitryon (1806), Penthesilea (1807), Das Kätchen von Heilbronn (1808), Die Hermannsschlacht (1808), Prinz Friedrich von Homburg (1808); novellen: Das Erdbeben in Chili (1807), Michael Kohlhaas (1808), Die Verlobung in Sankt Domingo (1811). Uitgaven: door E.Schmidt (5 dln. 1945); door H.Sembdner (4e dr. 2 dln. 1967).LITT. L.Muth, Kleistund Kant (1954); F.Koch, H. von Kleist (1958); G.Blöckner, H.von Kleist oder das absolute Ich (1960); H.Sembdner, H.von Kleists Lebensspuren (2e dr. 1965); H.Sembdner, H.von Kleists Nachruhm (1967); C.Hohoff, H.von Kleist in Selbstzeugnissen und Bilddokumenten (1974); H.Sembdner, In Sachen Kleist (1974); P. Goldammer, Schriftsteller über Kleist (1977).

< >