m. (-en), een fijn, opengewerkt weefsel, dat uit verschillende, tot een bepaald patroon bijeengebrachte draden bestaat.
(e) Kant dient als versiering van randen en boorden of als tussenzetsel en wordt vervaardigd van draden van linnen, katoen, wol, zijde, goud en zilver. Men kan kant knopen, breien, haken en klossen, met de hand of machinaal. Het gebruik van kant is al vele eeuwen oud en stamt waarschijnlijk uit het Middenoosten. Meestal onderscheidt men →naaldkant en →kloskant; ook wordt genaaide en gekloste kant gecombineerd (→Brusselse kant). Het handwerk is thans bijna overal verdrongen door mechanisch, b.v. op de bobinetmachine vervaardigd kant. Op de machines kan men thans nagenoeg alle met de hand gemaakte kant nabootsen.
De resultaten zijn veelal uitstekend. Kloskant wordt in Nederland en België (Vlaanderen) nog wel met de hand gemaakt. Men tracht door het oprichten en instandhouden van verschillende kantcentra de specifiek Ned. resp. Vlaamse kant met zijn eigen ornamentiek te bevorderen. In Nederland zijn m.n. Marken, Sluis, Wijdenes en Westkapelle centra, in België is vooral Brugge een centrum. . LITT. A.M.L.E.Erkelens, Kant (1955); L.W.van der Meulen-Nulle, Kant (1959); M.Schütte, Alte Spitzen (4e dr. 1963).