v. (—en), organisatie van jongeren.
(e) De vormen van jeugdgroepsleven die ca. 1900 tot stand kwamen, ging men op den duur jeugdbewegingen noemen. Kenmerkend hiervoor waren: voorkeur voor groepsvormen in het kader van primitieve en sobere levensgewoonten; propageren van ideeën die vooral betrekking hadden op de grote eigen toekomstwaarde, d.w.z. als vernieuwingsfactor voor de samenleving. Het eerste kenmerk bewerkstelligde een feitelijke distantie van de ouderen, die van zulke leefvormen enkel deelgenoot konden zijn als zij zich heel uitdrukkelijk met de jeugd wilden identificeren. Het tweede, de jeugd-ideologie, verschafte aan het jeugdig activisme een sterk motiverend alibi om, tegen weerstanden in, uitbreidingen van meer autonoom jeugdgroepsleven tot stand te brengen. In Duitsland begon deze ontwikkeling met het ontstaan van de Wandervogel-groepering, die in 1896 was begonnen als vereniging van stenografie beoefenende gymnasiasten. In Engeland kon generaal R.S.S.→Baden-Powell zijn ideeën omtrent de modernisering van het jeugdverenigingsleven niet onderbrengen in de toen bestaande vormen, hetgeen, anders dan aanvankelijk door hem bedoeld, in 1908 leidde tot de zelfstandige organisatie van de boy scouts.
Het leven in jeugdbewegingsverband werd sterk gestileerd door ceremonies, uniformen, symbolen en ideologische verplichtingen. In deze vorm is de historische betekenis van de jeugdbeweging vooral gelegen in de bijdrage die zij heeft geleverd aan het politieke leven tussen beide wereldoorlogen, m.n. in Duitsland (→Arbeiders Jeugd Centrale). De vanaf 1934 door het nationaal-socialisme tot staatsjeugdbeweging verklaarde Hitlerjugend en de nog bestaande Russische tegenhanger Komsomol zijn hiervan de meest opvallende voorbeelden.
De term jeugdbeweging wordt ook gebruikt voor groepsactiviteiten van activistische jongeren, die daarbij van jeugd-ideologische vooronderstellingen uitgaan zonder de historische stilering van het klassieke model jeugdbeweging uit de eerste helft van de 20e eeuw.
In Vlaanderen voerden het Jeugddecreet van 22 januari1975 en het daarop gebaseerde Ministerieel Besluit van 19 maart 1976 officieel het onderscheid in tussen jeugdbewegingen, jongerenbewegingen, gespecialiseerde jeugdgroeperingen en jeugddiensten. LITT. G.Zeimer en H.Wolf, Wandervogel (1961); J.Harmsen, Blauwe en rode jeugd (1961); W.Laqueur, Young Germany (1962); J.van Hessen, Samen jong zijn (1964); D.Kandel en G.Lesser, Youth in two worlds (1972).