(helde, heeft geheld),
1. afwijken van de loodlijn, naar één zijde overhangen: die paal helt naar links; dat schip helt zwaar;
2. afwijken van het waterpas, schuin aflopen: de vloer helt; (fig.) zich op een hellend vlak bevinden, wanneer het gevaar dreigt dat men steeds verder moet gaan, tot steeds bedenkelijker dingen zal komen; een hellend scheprad; met een as die onder een hoek van 56-60° gesteld is (tegenover staand scheprad); een hellende kettingmolen, kettingmolen waarbij het water opgehaald wordt langs een koker of goot, die onder een hoek van 20 -40° tegen de horizon helt (tegenover loodrechte kettingmolen); (bouwkunde) hellende boog, waarvan de geboorten op ongelijke hoogten geplaatst zijn;
3. (fig.) naar iemands zijde zijn gevoelens gunstig gezind zijn, ertoe neigen zijn partij te kiezen.