v./m. (heiden), 1. (een uitgestrekt stuk) onbebouwde met heidekruid begroeide zandgrond (e): schapen op de -;iemand naar de Mokerhei wensen, hem verwensen; 2. de plantesoort die op zulke grond bij voorkeur groeit; ook als stofn.: afgesneden heidekruid dat o.a. diende voor het maken van bezems.
(e) In brede zin is heide een vegetatietype met nagenoeg gesloten dek van dwergstruiken, zonder bomen of met zeer weinig bomen, b.v. de gaspeldoornheide (landes a ajoncs) in Bretagne, rododendronheide in Alpen en Himalaja (→garrigue). In beperkte zin slaat de term heide op de in Atlantisch Europa zeer verbreide Calluna-heide enErcca-heide, resp. met struikheide (Calluna vulgaris) en dophei (Erica tetralix) als dominante soorten.
De Calluna-heide is de droge heide op voedselen humusarme, zure en grijze zandgrond met een typisch bodemprofiel (→podzol). Stekelbrem (Genista anglica), kruipbrem (Genista pilosa), fijn zwenkgras (Festuca tenuifolia) en de Calluna-parasiet, klein warkruid (Cuscuta epithymum), zijn plaatselijk algemeen. Op de bodem komen tal van korstmossen (vooral Cladonia-soorten) en bladmossen (Pleurozium, Polytrichum, Pohlia) voor. Uitgesproken varianten van de Calluna-heide, op minder arme bodems, zijn de Calluna-Empetrumheide, met kraaiheide, o.a. op ontkalkte duinen, de Calluna-Vaccinium-heide, met bosbessoorten, vooral in Scandinavië en Schotland goed ontwikkeld, de Calluna-Sarothamnus-heide, met brem, een hoog opgroeiende heide, die vooral in ZuidFrankrijk voorkomt maar ook in Nederland en België, o.a. langs de Limburgse Maas. Tal van heiden vertonen geïsoleerde vliegdennen, jeneverbesstruiken, berken, lijsterbessen en andere bomen, indien zij althans niet regelmatig begraasd (schapen!) of regelmatig afgebrand of gemaaid worden. De normale evolutie van de heide leidt tot een bosformatie. Gedurende vele millennia heeft de mens de heide in stand gehouden, omdat hij ze benutte, maar in de 20e eeuw moesten in West-Europa heidereservaten gesticht worden om enkele grotere gave heidelandschappen voor het nageslacht veilig te stellen, b.v. op de Veluwe ten noorden van Arnhem, de Kalmthoutse Heide ten noorden van Antwerpen en het reservaat Wilsederberg in de Lüneburger Heide.
Op vochtiger bodems, met hoge grondwaterspiegel, gaan Erica-soorten in de heide domineren; in deze vochtige heide zijn verder struikheide (Calluna), pijpestrootje (Molinia coerulea) en veenbies (Scirpus caespitosus) de belangrijkste soorten, hoewel veenvormende planten als veenmossen (Sphagnum), veenpluis (Eriophorum angustifolium), beenbreek (Narthecium ossifragum) en andere plaatselijk een belangrijk aandeel kunnen hebben in de vegetatie.