m. (-en), (ook: haanhout), horizontale balk in dakspant, die de spantbenen verbindt (e); hij woont in (onder) de hanebalken, zeer hoog, vlak onder de pannen.
(e) De hanebalk bestaat uit één balk. Zijn er twee balken naast elkaar dan noemt men die trekbalken of trekplaten. →kap.