Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hallel

betekenis & definitie

[Hebr., lofprijzen], o. (-s), in het OT de psalmen 113—118, die in de joodse ritus op Pasen, Pinksteren, Loofhutten, Chanoeka en nieuwe maan worden gezongen in beurtzang tussen gemeente en voorzanger: het zgn. grote hallel; de psalmen 146150 gelden als het kleine hallel.

< >