m. (mv.), Prosimii, een van de beide onderorden van de orde van de primaten.
(e) Halfapen zijn primitiever dan apen (→primaten) en staan o.a. door de spitsere knobbels op de kiezen dichter bij de →insekteneters. De snuit is spits en doet vaak eerder vosachtig aan dan aapachtig; de ogen zijn vaak groot (nachtdieren). Halfapen zijn omnivoren; in het dieet spelen insekten een grote rol.
De halfapen vormen een betrekkelijk heterogeen geheel van vijf families (soms worden zeven families onderscheiden, waarbij de indris en de galagos elk een eigen familie vormen): de toepajas of boomspitsmuizen (Tupaiidae), demakisof lemurs (Lemuridae), de vingerdieren of aye-ayes (Daubentoniidae), de loris en galagos (Lorisidae), en de spookdiertjes of koboldmakis (Tarsiidae). →galagos, →katmaki, →loris, →makis, →pottos, →spookdiertjes, →toepajas, →vingerdieren.
LITT. I.de Vore, Primate behaviour (1956); I.T. Sanderson, The monkey kingdom (1957); W.E.le Gros Clark, History of the primates (1962); J.R. Napier en P.H.Napier, A handbook of living primates (1967); A.H.Schultz, The life of primates (1969); P.Napier, Monkeys and apes (1970); S.Eimerl enI. de Vore, Primates (z.j.).